(Mijn bijdrage aan het themanummer ‘Jezelf ontstijgen’ van tijdschrift InZicht, nr. 02/2017).
‘Zij die alle stilte vrezen, hebben nooit hun hart gelezen’, dichtte Carel Adama van Scheltema zo’n honderd jaar geleden. Ik wilde mijn hart lezen en dus belandde ik in 2011 in het Vipassanacentrum voor een 10-daagse stiltemeditatie. Als onderdeel van de zoektocht naar, ja, naar wat nu eigenlijk. Naar thuiskomen? Inmiddels weet ik dat het zoeken nodig is om tot het besef te komen dat er niets te vinden is, dat ik überhaupt niets kan doen om thuis te komen, want ik ben nooit van huis geweest.
Wat me in het centrum in België nogal duidelijk werd, is dat lijden veroorzaakt wordt door twee dingen: verlangen (dingen willen die je niet hebt) en afkeer (van dingen af willen die je wel hebt). Dit uit zich in prettige of onprettige gewaarwordingen. Ik wilde daar duidelijk van mijn honger af. Ook van de pijn van het lange (stil)zitten. En ik verlangde regelmatig naar seks, als welkome afleiding van de intense saaiheid.
Verlangen en afkeer hebben een gemeenschappelijke deler, ze zijn vergankelijk. En dat ging ik zien toen ik mediteerde; de pijn, honger en kritische stemmen – die me vertelden dat ik mijn tijd daar verdeed, dat ik het niet goed deed, en dat ik het ook nooit zou leren – popten op als tijdelijke verschijningen.
Vipassana is de kunst gelijkmoedig en alert te zijn. Te observeren in plaats van te reageren. Wetende dat alles ontstaat en ook weer vergaat. Wellicht heb ik daar, in de langdurige stilte, contact leren maken de beschikbaarheid die ik ben, die onvergankelijk is en waar het hele leven in verschijnt.
Ook al is er geen ervaarder van de ervaring – want dat maakt alweer twee, terwijl nondualiteit verwijst naar ‘geen twee’ – we ervaren wel degelijk een ervaarder, een ‘ik’. Het vergt oefening om de focus te verschuiven van de ervaring naar de beschikbaarheid. Van de film naar het witte filmdoek. Steeds weer opnieuw. Meditatie kan hierin ondersteunen. Want als je even niet alert bent, zit je weer midden in de vernauwing van het ‘ik’ en leef je op de vierkante meter, terwijl je oneindigheid bent.